vrijdag 25 mei 2012

De Bunker

Door het raam van mijn woonkamer zie ik De Bunker. De Bunker vult het hele raam. De Bunker had daar nooit mogen staan. Ik staar naar De Bunker. De Bunker wijkt niet, want Bunkers zijn gebouwd om te blijven. De Bunker staart terug uit koude, zielloze gaten: vensters die onverkocht zijn en blijven.

Eerst was er géén Bunker. Eerst was er een plantsoentje met mooie, zacht ruisende bomen, waarachter zich een parkeerterreintje en een zwembad verschool. Maar in de nacht kwam het vuur en het zwembad brandde als Dresden. De zwarte fundamenten veranderden in een woestenij met hekken er omheen. Hekken tegen kinderen, vogels, vlinders. Jaren lang.
In eens waren er gehelmde mannen met kranen, keten, herrie. Veel herrie. Te veel herrie. En langzaam verrees als een Golem uit de zompige bagger…. De Bunker.

Iedere dag om zeven uur in de morgen begon het: het Balkangeblèr, de Poolse schreeuwers, de hardopvloekers, het getril, het gebonk, het geram. Krijsende slijpers. Rauwe klanken uit knalgele hufterproof radio’s die de godganse dag - ik werk thuis, of probeerde dat althans - mijn Classic FM overschreeuwden. Maar al veel vroeger kwamen de Busjes. De Busjes die onze beperkte parkeerplekken vulden, luidruchtig stinkende diesels die zonder aanwijsbare reden, een kwartier lang stationair draaiend hun walm mijn raam in bliezen. Een heel weekend een enorme graafmachine pal voor mijn tuintje, geen probleem. Pleur maar neer.
De habbiebabbietalen hoor ik al enige tijd niet meer. Daarna stond er ’s morgens om zeven uur een pummel luidkeels werkbesprekingen te houden met andere schreeuwende lomperikken, weer pal onder mijn open raam. Geen wekker meer nodig. Soms stond de boer in alle vroegte op mijn voordeur te rammen. Hij bulkt: ”Auto weg, auto weg!” Mijn auto stond daar niet meer. Die was al weggepest, net als die van de buren. Ik scheen te moeten weten van wie de auto’s zijn die er staan. Ik had geen idee. Zoek het uit met je agrarische klanken...

Voor de bewoners is het in- of uitgaan van Bunkerwijk een kermisattractie geworden. Heen en weer, op en neer, dan weer hier heen, dan weer daar, nog een paar drempels erbij, hier een kuil, daar een moddervlakte, schots en scheve rijplaten, bonk, knal, kleun. Ondertussen – komisch intermezzo - komen de kladschilders van de lokale huizenmelkersvereniging langs. Onze afgebladderde stulpjes krijgen weer eens een likje verf. Helaas heeft de gemeente net besloten om de straten op te breken. Stuifzand in de natte verf. Huis van de buurvrouw kan weer opnieuw geschilderd, bij mij drie weken een steiger voor de entree. Maar al die tijd geen lik verf op de deur. Dat was overigens een paar weken nadat drie verschillende bedrijven de geruïneerde bestrating openbraken en dichtgooiden om allemaal één kabeltje te leggen. De bezettingsmacht die mijn wijkje al een jaar belegert is nog niet steeds niet vertrokken. Nu zijn het mannen die met grote schuifmachines de straten openbreken en zandhopen storten. De pummel dirigeert, terwijl hij ziet dat ik in de auto stap om weg te rijden, rustig een kiepwagen achter mijn auto, die daar even rustig zand begint te storten…

De Waterbunker, naast De Bunker, is al in gebruik genomen. De bewoners daar tegenover zullen ook wel blij zijn. Even deprimerend, even vies, even Jaren Vijftig Oostblok Rampenbouw. Geen geld voor een aardige afwerking aan de buitenkant. Ook niet aan de binnenkant, vernam ik van intimi. Natte voeten op kaal ruw beton waar de scheuren al invliegen. Ik kon mij niet voorstellen dat De Bunkers zo onafgewerkt zouden blijven, bleef hopen op wat kleur. En al helemaal voorzag ik niet dat De Bunker zo dichtbij mijn tuinerfje zou komen. Dat wordt fijn buiten zitten, als om elf uur boven mijn erfje de zon opkomt en om twee uur weer ondergaat achter De Bunker. Ik vraag mij af: zouden de bewoners die van de lokale huurwoningen-
verkoopvereniging hun karakterloze gribus kochten, beseft hebben dat hun trotse bezit al onverkoopbaar was voordat de inkt op het koopcontract droog was?

De Bunker is een wanstaltig, vijf verdiepingen hoog DDR-mausoleum voor een megalomaan waanidee. De Bunker heeft vorige week zelfs een naam gekregen. Mannetjes in gele hesjes hingen een kolossaal bord op, weer pal voor mijn raam. ‘WATERZICHT’ staat er in transparante letters op. ‘WATERZUCHT’, denk ik… Ik wil ook zo’n billboard op mijn buitenmuur. Daarop komt dan “BUNKERZICHT”.

De Bunker is nog niet af, maar veel lijkt er niet te gebeuren. De appartementen in De Bunker blijken niet te verkopen. Want De Bunker blijft grof en lelijk, met grauwe betonnen muren. Veel muren, zodat er genoeg ruimte is om de verantwoordelijke architect tegen aan te zetten. En de alwetenden van Connexion, die weigerden de bussluis te verplaatsen zodat De Bunker richting ons uitzicht opschoof tot ik bijna tegen de muur spuwen kan.

Bunkers bieden geen wooncomfort. Tegen Bunkers aankijken ook niet. Achter mijn tegen de inkijk (!?) alvast befoliede raam maak ik het nieuwe ‘Voorstel tot huurverhoging’ open. Die ga ik maar eens beleefd weigeren te betalen.

De Bunker blijft grijs. Mijn depressie ook. Ik mag het niet zeggen, maar ik kijk al uit naar de volgende fik.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten